ongeloof
Dutch
editPronunciation
editAudio: (file) - Hyphenation: on‧ge‧loof
Noun
editongeloof n (uncountable)
- Disbelief.
- Zijn beweringen werden met ongeloof ontvangen door de meeste mensen.
- His claims were met with disbelief by most people.
- De getuigenis van de ooggetuige zorgde voor groot ongeloof bij het publiek.
- The eyewitness testimony caused great disbelief among the audience.