Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

aanleverend

  1. present participle of aanleveren

Declension edit

Inflection of aanleverend
uninflected aanleverend
inflected aanleverende
positive
predicative/adverbial aanleverend
aanleverende
indefinite m./f. sing. aanleverende
n. sing. aanleverend
plural aanleverende
definite aanleverende
partitive aanleverends