Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

aanroerend

  1. present participle of aanroeren

Declension edit

Inflection of aanroerend
uninflected aanroerend
inflected aanroerende
positive
predicative/adverbial aanroerend
aanroerende
indefinite m./f. sing. aanroerende
n. sing. aanroerend
plural aanroerende
definite aanroerende
partitive aanroerends