Dutch edit

Etymology edit

From be- +‎ discussiëren.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /bəˌdɪs.kʏ.siˈeː.rə(n)/, /bəˌdɪs.kʏˈsjeː.rə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: be‧dis‧cus‧si‧e‧ren
  • Rhymes: -eːrən

Verb edit

bediscussiëren

  1. (transitive) to discuss
    Synonyms: bespreken, het hebben over
    Laten we dit probleem grondig bediscussiëren voordat we een beslissing nemen.Let's thoroughly discuss this problem before making a decision.
    De groep zal de voorstellen bediscussiëren en dan een besluit nemen.The group will discuss the proposals and then make a decision.
    We moeten dit probleem uitgebreid bediscussiëren met alle betrokken partijen.We need to discuss this problem in-depth with all the involved parties.

Conjugation edit

Inflection of bediscussiëren (weak, prefixed)
infinitive bediscussiëren
past singular bediscussieerde
past participle bediscussieerd
infinitive bediscussiëren
gerund bediscussiëren n
present tense past tense
1st person singular bediscussieer bediscussieerde
2nd person sing. (jij) bediscussieert bediscussieerde
2nd person sing. (u) bediscussieert bediscussieerde
2nd person sing. (gij) bediscussieert bediscussieerde
3rd person singular bediscussieert bediscussieerde
plural bediscussiëren bediscussieerden
subjunctive sing.1 bediscussiëre bediscussieerde
subjunctive plur.1 bediscussiëren bediscussieerden
imperative sing. bediscussieer
imperative plur.1 bediscussieert
participles bediscussiërend bediscussieerd
1) Archaic.