Afrikaans edit

Etymology edit

From Dutch belasting, from Middle Dutch belastinge (burden, accusation).

Pronunciation edit

  • (file)

Noun edit

belasting (plural belastings or belastinge (dated))

  1. tax, levy

Derived terms edit

Dutch edit

Etymology edit

From Middle Dutch belastinge (burden, accusation). Equivalent to belasten (to load, burden) +‎ -ing.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /bəˈlɑs.tɪŋ/
  • (file)
  • Hyphenation: be‧las‧ting

Noun edit

belasting f (plural belastingen, diminutive belastinkje n)

  1. strain, burden, load
    Synonym: lading
    Deze brug kan een belasting van maximaal 10 ton aan.This bridge can handle a load of up to 10 tons.
    De mentale belasting van het werk kan soms overweldigend zijn.The mental strain of the job can sometimes be overwhelming.
    De belasting van het gewicht veroorzaakte schade aan het oppervlak.The burden of the weight caused damage to the surface.
  2. tax, taxation
    Synonyms: heffing, taks
    Veel mensen klagen over hoge belastingen in hun land.Many people complain about high taxes in their country.
    De overheid heeft nieuwe belastingen ingevoerd op luxegoederen.The government introduced new taxation on luxury goods.
    De verlaging van de belasting stimuleerde economische groei.The tax cut stimulated economic growth.
  3. (electrical engineering) load
    De generator kan een belasting van 500 kilowatt aan.The generator can handle a load of 500 kilowatts.
    Bij overmatige belasting kan het circuit uitvallen.The circuit can fail under excessive load.
    De engineer controleerde de belasting van het elektrische systeem.The engineer checked the electrical system's load.

Derived terms edit

tax-related

Descendants edit

See also edit

Indonesian edit

Etymology edit

From Dutch belasting (tax).

Pronunciation edit

  • IPA(key): /bə.las.tiŋ/
  • Hyphenation: bê‧las‧ting

Noun edit

belasting

  1. tax, custom, duty

Synonyms edit

Further reading edit