Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Verb edit

nuttigen

  1. to consume (food), imbibe (drinks)
    We hebben heerlijke maaltijden genuttigd tijdens ons verblijf in het restaurant.
    We consumed delicious meals during our stay at the restaurant.
    Ze nuttigden een glas champagne om het succes te vieren.
    They imbibed a glass of champagne to celebrate the success.
    We kunnen wat hapjes en drankjes nuttigen tijdens het feest.
    We can consume some snacks and drinks during the party.

Inflection edit

Conjugation of nuttigen (weak)
infinitive nuttigen
past singular nuttigde
past participle genuttigd
infinitive nuttigen
gerund nuttigen n
present tense past tense
1st person singular nuttig nuttigde
2nd person sing. (jij) nuttigt nuttigde
2nd person sing. (u) nuttigt nuttigde
2nd person sing. (gij) nuttigt nuttigde
3rd person singular nuttigt nuttigde
plural nuttigen nuttigden
subjunctive sing.1 nuttige nuttigde
subjunctive plur.1 nuttigen nuttigden
imperative sing. nuttig
imperative plur.1 nuttigt
participles nuttigend genuttigd
1) Archaic.

German edit

Pronunciation edit

Adjective edit

nuttigen

  1. inflection of nuttig:
    1. strong genitive masculine/neuter singular
    2. weak/mixed genitive/dative all-gender singular
    3. strong/weak/mixed accusative masculine singular
    4. strong dative plural
    5. weak/mixed all-case plural