Dutch edit

Etymology edit

From onder- +‎ strepen.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˌɔn.dərˈstreː.pə(n)/
  • (file)

Verb edit

onderstrepen

  1. to underline, underscore
    Een recht om te beledigen bestaat niet, onderstreepte de koningin.
    A right to offend does not exist, underscored the queen.

Inflection edit

Conjugation of onderstrepen (weak, prefixed)
infinitive onderstrepen
past singular onderstreepte
past participle onderstreept
infinitive onderstrepen
gerund onderstrepen n
present tense past tense
1st person singular onderstreep onderstreepte
2nd person sing. (jij) onderstreept onderstreepte
2nd person sing. (u) onderstreept onderstreepte
2nd person sing. (gij) onderstreept onderstreepte
3rd person singular onderstreept onderstreepte
plural onderstrepen onderstreepten
subjunctive sing.1 onderstrepe onderstreepte
subjunctive plur.1 onderstrepen onderstreepten
imperative sing. onderstreep
imperative plur.1 onderstreept
participles onderstrepend onderstreept
1) Archaic.