Dutch edit

Etymology edit

From on- +‎ eerlijk.

Pronunciation edit

  • (file)

Adjective edit

oneerlijk (comparative oneerlijker, superlative oneerlijkst)

  1. dishonest
  2. unfair, unjust

Inflection edit

Inflection of oneerlijk
uninflected oneerlijk
inflected oneerlijke
comparative oneerlijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial oneerlijk oneerlijker het oneerlijkst
het oneerlijkste
indefinite m./f. sing. oneerlijke oneerlijkere oneerlijkste
n. sing. oneerlijk oneerlijker oneerlijkste
plural oneerlijke oneerlijkere oneerlijkste
definite oneerlijke oneerlijkere oneerlijkste
partitive oneerlijks oneerlijkers

Derived terms edit

Descendants edit

  • Negerhollands: oneerlik