Dutch edit

Etymology 1 edit

From ongemak +‎ -lijk.

Pronunciation edit

  • (file)

Adjective edit

ongemakkelijk (comparative ongemakkelijker, superlative ongemakkelijkst)

  1. uncomfortable, awkward
  2. inconvenient
Inflection edit
Inflection of ongemakkelijk
uninflected ongemakkelijk
inflected ongemakkelijke
comparative ongemakkelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial ongemakkelijk ongemakkelijker het ongemakkelijkst
het ongemakkelijkste
indefinite m./f. sing. ongemakkelijke ongemakkelijkere ongemakkelijkste
n. sing. ongemakkelijk ongemakkelijker ongemakkelijkste
plural ongemakkelijke ongemakkelijkere ongemakkelijkste
definite ongemakkelijke ongemakkelijkere ongemakkelijkste
partitive ongemakkelijks ongemakkelijkers
Descendants edit
  • Negerhollands: ongemakkelik

Etymology 2 edit

From on- +‎ gemakkelijk.

Adjective edit

ongemakkelijk (comparative ongemakkelijker, superlative ongemakkelijkst)

  1. uneasy, difficult
    Synonym: moeilijk
    Antonym: gemakkelijk
Inflection edit
Inflection of ongemakkelijk
uninflected ongemakkelijk
inflected ongemakkelijke
comparative ongemakkelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial ongemakkelijk ongemakkelijker het ongemakkelijkst
het ongemakkelijkste
indefinite m./f. sing. ongemakkelijke ongemakkelijkere ongemakkelijkste
n. sing. ongemakkelijk ongemakkelijker ongemakkelijkste
plural ongemakkelijke ongemakkelijkere ongemakkelijkste
definite ongemakkelijke ongemakkelijkere ongemakkelijkste
partitive ongemakkelijks ongemakkelijkers