Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Verb edit

ontbeten

  1. inflection of ontbijten:
    1. plural past indicative
    2. (dated or formal) plural past subjunctive

Participle edit

ontbeten

  1. past participle of ontbijten

Declension edit

Inflection of ontbeten
uninflected ontbeten
inflected ontbeten
positive
predicative/adverbial ontbeten
indefinite m./f. sing. ontbeten
n. sing. ontbeten
plural ontbeten
definite ontbeten
partitive ontbetens