Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

verlenend

  1. present participle of verlenen

Declension edit

Inflection of verlenend
uninflected verlenend
inflected verlenende
positive
predicative/adverbial verlenend
verlenende
indefinite m./f. sing. verlenende
n. sing. verlenend
plural verlenende
definite verlenende
partitive verlenends