Dutch edit

Etymology edit

From ver- +‎ ruilen.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /və(r)ˈrœy̯.lə(n)/, /vɛ(r)ˈrœy̯.lə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: ver‧rui‧len
  • Rhymes: -œy̯lən

Verb edit

verruilen

  1. (transitive) to exchange [+ voor (for)], to trade in [+ voor (for)]
    Ze wil haar oude auto verruilen voor een nieuw model.She wants to exchange her old car for a new model.
    Ik zou mijn smartphone niet willen verruilen voor een ouder model.I wouldn't want to trade in my smartphone for an older model.
    Veel mensen verruilen hun stadsappartement voor een huis op het platteland.Many people are exchanging their city apartments for a house in the countryside.

Inflection edit

Conjugation of verruilen (weak, prefixed)
infinitive verruilen
past singular verruilde
past participle verruild
infinitive verruilen
gerund verruilen n
present tense past tense
1st person singular verruil verruilde
2nd person sing. (jij) verruilt verruilde
2nd person sing. (u) verruilt verruilde
2nd person sing. (gij) verruilt verruilde
3rd person singular verruilt verruilde
plural verruilen verruilden
subjunctive sing.1 verruile verruilde
subjunctive plur.1 verruilen verruilden
imperative sing. verruil
imperative plur.1 verruilt
participles verruilend verruild
1) Archaic.