Dutch edit

Etymology edit

Univerbation of zwaar +‎ wegend.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˌzʋaːrˈʋeː.ɣənt/
  • (file)
  • Hyphenation: zwaar‧we‧gend

Adjective edit

zwaarwegend (comparative zwaarwegender, superlative zwaarwegendst)

  1. important, weighty, grave

Inflection edit

Declension of zwaarwegend
uninflected zwaarwegend
inflected zwaarwegende
comparative zwaarwegender
positive comparative superlative
predicative/adverbial zwaarwegend zwaarwegender het zwaarwegendst
het zwaarwegendste
indefinite m./f. sing. zwaarwegende zwaarwegendere zwaarwegendste
n. sing. zwaarwegend zwaarwegender zwaarwegendste
plural zwaarwegende zwaarwegendere zwaarwegendste
definite zwaarwegende zwaarwegendere zwaarwegendste
partitive zwaarwegends zwaarwegenders