aanhangsel

Afrikaans

Etymology

From Dutch aanhangsel.

Noun

aanhangsel (plural aanhangsels)

1. attachment

Dutch

Etymology

From aanhangen +‎ -sel. Compare German Anhang.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈaːnˌɦɑŋ.səl/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: aan‧hang‧sel

Noun

aanhangsel n (plural aanhangsels or aanhangselen, diminutive aanhangseltje n)

1. attachment
2. appendix

Related terms

• aanhangen

Descendants

• Afrikaans: aanhangsel