bovenbuur
Dutch
editEtymology
editCompound of boven (“above, upstairs”) + buur (“neighbour”).
Pronunciation
editNoun
editbovenbuur m (plural bovenburen, diminutive bovenbuurtje n)
- upstairs neighbour
- Antonyms: benedenbuur, onderbuur
Compound of boven (“above, upstairs”) + buur (“neighbour”).
bovenbuur m (plural bovenburen, diminutive bovenbuurtje n)