klimaat
Dutch edit
Etymology edit
From Middle Dutch climaet, from Middle French climat, from Old French climat, from Latin clima, from Ancient Greek κλίμα (klíma, “inclination”), from κλίνω (klínō, “to slope, incline”) (from which also cline), from Proto-Indo-European *ḱley- (English lean).
Pronunciation edit
Noun edit
klimaat n (plural klimaten, diminutive klimaatje n)
- climate, long-term weather type
- climate, mentality
Derived terms edit
- bedrijfsklimaat
- bergklimaat
- ijsklimaat
- klimaatactivist
- klimaatadaptatie
- klimaatakkoord
- klimaatbeheersing
- klimaatbeleid
- klimaatbos
- klimaatcrimineel
- klimaatcrisis
- klimaatdrammer
- klimaatgevel
- klimaatgevoelig
- klimaatgevoeligheid
- klimaatgordel
- klimaatkanarie
- klimaatmars
- klimaatmitigatie
- klimaatneutraal
- klimaatregeling
- klimaatschieten
- klimaatspijbelaar
- klimaatstaker
- klimaatstaking
- klimaatverandering
- klimaatverdrag
- klimaatvluchteling
- klimaatwet
- klimaatwetgeving
- klimaatzone
- klimatologie
- klimatoloog
- landklimaat
- oorlogsklimaat
- vastelandsklimaat
- woestijnklimaat
- zeeklimaat
Descendants edit
- → Kwinti: klimaat