Dutch edit

Etymology edit

From Middle Dutch leckernië, equivalent to lekker (tasty) +‎ -nij.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˌlɛkərˈnɛi̯/
  • (file)
  • Hyphenation: lek‧ker‧nij
  • Rhymes: -ɛi̯

Noun edit

lekkernij f (plural lekkernijen, diminutive lekkernijtje n)

  1. delicacy, snack, treat (pleasing food)
    • 1697, A. Valentyn, transl., Alle de werken van P. Ovidius Naso, volume 3, page 255:
      Is't ſoo met mijn ſaken geſchapen, dat hier nog gedagten ſouden konnen vallen op lekkernij.
      Is my position so, that there could actually be thoughts of treat[s].
    • 1828, P. F. Wilmsen, Korte verhalen voor jonge kinderen, page 57:
      Lekkernij voor den snavel? mompelden de kinderen, en zagen elkander met verwondering aan.
      Treats for the beak? the children mumbled, and looked at each other with amazement.
    • 1896, “Vogelmoorden”, in De Grondwet, volume 37, number 17, page 8:
      Zij sloegen de vogels dood en brachten ze naar de markt in Genua, waar zij, als een gezochte lekkernij, goede prijzen opbrengen.
      They struck the birds dead and brought them to the market in Genua, where they, being a highly wanted snack, yielded a good price.
    • 1986, “Zalm per speedboot”, in De Volkskrant, volume 65, number 18925, page 19:
      Ze [de zalm] kunnen worden verwerkt tot een andere luxe lekkernij, ze kunnen meteen worden diepgevroren, maar ze kunnen ook vers geëxporteerd worden.
      They [the salmon] can be processed into a different luxurious delicacy, they can be deep-frozen at once, but they can also be exported fresh.

References edit