rimboe
Dutch
editAlternative forms
editEtymology
editPronunciation
editNoun
editrimboe m or f (plural rimboes, diminutive rimboetje n)
- jungle, wilderness [from mid 19th c.]
- 1841 May 12, "In-officieel gedeelte" (dated May 9), Javasche Courant, No. 38, page 3.
- Bij het aanbreken van den dag waagden zij door de rimboe (bosschen) hunnen aftogt voorttezetten, doch door opstandelingen vervolgd, moesten zij zich redden door haastiglijk in onafmeetbare diepten af te dalen.
- (please add an English translation of this quotation)
- 1841 May 12, "In-officieel gedeelte" (dated May 9), Javasche Courant, No. 38, page 3.
Synonyms
editDescendants
edit- → West Frisian: rimboe