schaatsenrijden
Dutch
editAlternative forms
edit- schaatsrijden (dated)
Etymology
editCompound of schaats + -en- + rijden.
Pronunciation
editVerb
editschaatsenrijden
- (intransitive, somewhat formal) to ice-skate
- Synonym: schaatsen
Inflection
editThe main clause forms are not in use.
Derived terms
editDescendants
edit- Afrikaans: skaatsry