voorgevoel
Dutch
editEtymology
editPronunciation
editAudio: (file) - Hyphenation: voor‧ge‧voel
Noun
editvoorgevoel n (plural voorgevoelens, diminutive voorgevoeltje n)
- presentiment, premonition
- Hij had een vreemd voorgevoel dat er iets mis was.
- He had a strange presentiment that something was wrong.
- Haar voorgevoelens hebben haar vaak gewaarschuwd voor gevaar.
- Her premonitions have often warned her of danger.
- Toen ik het ongeluk zag gebeuren, kreeg ik een klein voorgevoeltje dat er iets ergs zou gebeuren.
- When I saw the accident happen, I had a little premonition that something bad would happen.