Dutch edit

Etymology edit

From aan +‎ betreffen (to concern), with the particle aan reinforcing and personalising the meaning of the verb betreffen (to concern), similar to aanraken vs raken.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˈaːn.bəˌtrɛ.fə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: aan‧be‧tref‧fen

Verb edit

aanbetreffen

  1. (impersonal) to concern

Usage notes edit

Only used impersonally.

Inflection edit

Inflection of aanbetreffen (weak, prefixed, separable)
infinitive aanbetreffen
past singular betrefte aan
past participle aanbetreft
infinitive aanbetreffen
gerund aanbetreffen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular betref aan betrefte aan aanbetref aanbetrefte
2nd person sing. (jij) betreft aan betrefte aan aanbetreft aanbetrefte
2nd person sing. (u) betreft aan betrefte aan aanbetreft aanbetrefte
2nd person sing. (gij) betreft aan betrefte aan aanbetreft aanbetrefte
3rd person singular betreft aan betrefte aan aanbetreft aanbetrefte
plural betreffen aan betreften aan aanbetreffen aanbetreften
subjunctive sing.1 betreffe aan betrefte aan aanbetreffe aanbetrefte
subjunctive plur.1 betreffen aan betreften aan aanbetreffen aanbetreften
imperative sing. betref aan
imperative plur.1 betreft aan
participles aanbetreffend aanbetreft
1) Archaic.

Descendants edit

  • Afrikaans: aanbetref