Dutch

edit

Etymology

edit

From altijd +‎ durend.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˌɑl.tɛi̯tˈdyː.rənt/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: al‧tijd‧du‧rend

Adjective

edit

altijddurend (not comparable)

  1. everlasting
    De oude eik symboliseerde een altijddurende liefde.
    The old oak symbolized an everlasting love.
    De legende vertelt over een altijddurende vriendschap tussen twee koningen.
    The legend tells of an everlasting friendship between two kings.
    De kunstenaar wilde met zijn schilderij een altijddurende boodschap overbrengen.
    The artist wanted to convey an everlasting message with his painting.

Declension

edit
Declension of altijddurend
uninflected altijddurend
inflected altijddurende
comparative
positive
predicative/adverbial altijddurend
indefinite m./f. sing. altijddurende
n. sing. altijddurend
plural altijddurende
definite altijddurende
partitive altijddurends

Synonyms

edit