Dutch edit

Etymology edit

rechtvaardig (just) +‎ -en (-en)

Pronunciation edit

  • (file)

Verb edit

rechtvaardigen

  1. (transitive) to justify, provide an acceptable motivation or explanation
    Synonym: wettigen

Inflection edit

Inflection of rechtvaardigen (weak)
infinitive rechtvaardigen
past singular rechtvaardigde
past participle gerechtvaardigd
infinitive rechtvaardigen
gerund rechtvaardigen n
present tense past tense
1st person singular rechtvaardig rechtvaardigde
2nd person sing. (jij) rechtvaardigt rechtvaardigde
2nd person sing. (u) rechtvaardigt rechtvaardigde
2nd person sing. (gij) rechtvaardigt rechtvaardigde
3rd person singular rechtvaardigt rechtvaardigde
plural rechtvaardigen rechtvaardigden
subjunctive sing.1 rechtvaardige rechtvaardigde
subjunctive plur.1 rechtvaardigen rechtvaardigden
imperative sing. rechtvaardig
imperative plur.1 rechtvaardigt
participles rechtvaardigend gerechtvaardigd
1) Archaic.

Derived terms edit

Related terms edit

Descendants edit

  • Negerhollands: rechtveerdigen, regtveerdigen