Dutch edit

Etymology edit

From Middle Dutch verhovaerdigen. Equivalent to hovaardig +‎ ver- -en.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /vər.ɦoːˈvaːr.də.ɣə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: ver‧ho‧vaar‧di‧gen
  • Rhymes: -aːrdəɣən

Verb edit

verhovaardigen

  1. (reflexive) to be or to become arrogant, to be or to become boastful [+ op (about)] [+ over (about)]
  2. (transitive, now rare) to make arrogant, to make boastful

Inflection edit

Conjugation of verhovaardigen (weak, prefixed)
infinitive verhovaardigen
past singular verhovaardigde
past participle verhovaardigd
infinitive verhovaardigen
gerund verhovaardigen n
present tense past tense
1st person singular verhovaardig verhovaardigde
2nd person sing. (jij) verhovaardigt verhovaardigde
2nd person sing. (u) verhovaardigt verhovaardigde
2nd person sing. (gij) verhovaardigt verhovaardigde
3rd person singular verhovaardigt verhovaardigde
plural verhovaardigen verhovaardigden
subjunctive sing.1 verhovaardige verhovaardigde
subjunctive plur.1 verhovaardigen verhovaardigden
imperative sing. verhovaardig
imperative plur.1 verhovaardigt
participles verhovaardigend verhovaardigd
1) Archaic.