Dutch edit

Etymology edit

voor +‎ behouden

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˈvoːr.bəˌɦɑu̯.də(n)/
  • (file)

Verb edit

voorbehouden

  1. to reserve
    Jigoro Kano verkreeg na zijn dood de hoogste graad, de 12e dan, een brede witte band. Deze graad is exclusief voorbehouden aan de stichter van het judo.[1] — Jigoro Kano received after his death the highest degree, the twelfth dan, a broad white band. This degree is exclusively reserved for the founder of judo.

Inflection edit

Inflection of voorbehouden (strong class 7, slightly irregular, prefixed, separable)
infinitive voorbehouden
past singular behield voor
past participle voorbehouden
infinitive voorbehouden
gerund voorbehouden n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular behou voor, behoud voor behield voor voorbehou, voorbehoud voorbehield
2nd person sing. (jij) behoudt voor behield voor voorbehoudt voorbehield
2nd person sing. (u) behoudt voor behield voor voorbehoudt voorbehield
2nd person sing. (gij) behoudt voor behieldt voor voorbehoudt voorbehieldt
3rd person singular behoudt voor behield voor voorbehoudt voorbehield
plural behouden voor behielden voor voorbehouden voorbehielden
subjunctive sing.1 behoude voor behielde voor voorbehoude voorbehielde
subjunctive plur.1 behouden voor behielden voor voorbehouden voorbehielden
imperative sing. behou voor, behoud voor
imperative plur.1 behoudt voor
participles voorbehoudend voorbehouden
1) Archaic.

Participle edit

voorbehouden

  1. past participle of voorbehouden

Inflection edit

Inflection of voorbehouden
uninflected voorbehouden
inflected voorbehouden
positive
predicative/adverbial voorbehouden
indefinite m./f. sing. voorbehouden
n. sing. voorbehouden
plural voorbehouden
definite voorbehouden
partitive voorbehoudens

Anagrams edit