berkenroede
Dutch
editEtymology
editFrom berk (“birch (tree)”) + roede (“rod, birch”).
Pronunciation
editNoun
editberkenroede f (plural berkenroeden or berkenroedes, diminutive berkenroedetje n)
From berk (“birch (tree)”) + roede (“rod, birch”).
berkenroede f (plural berkenroeden or berkenroedes, diminutive berkenroedetje n)