buitenwereld
Dutch
editEtymology
editCompound of buiten (“outside”) + wereld (“world”).
Pronunciation
editNoun
editbuitenwereld f (plural buitenwerelden, diminutive buitenwereldje n)
- outside world
- Hij was geobsedeerd met het beschermen van zijn kinderen tegen de boze buitenwereld. ― He was obsessed about protecting his children from the harsh outside world.