eigenwaarde
Dutch
editEtymology
editFrom eigen (“own, self”) + waarde (“value”).
Pronunciation
editNoun
editeigenwaarde f (plural eigenwaarden or eigenwaardes, diminutive eigenwaardetje n)
- self-esteem
- Haar lage eigenwaarde beïnvloedt haar zelfvertrouwen.
- Her low self-esteem affects her self-confidence.
- Hij heeft een klein eigenwaardetje dat hij niet veel aan zichzelf twijfelt.
- He has a little sense of self-esteem and doesn't doubt himself much.
- (mathematics) eigenvalue
- In de lineaire algebra zijn de eigenwaarden van een matrix belangrijk voor bepaalde berekeningen.
- In linear algebra, the eigenvalues of a matrix are important for certain calculations.