geweervuur
Dutch edit
Etymology edit
Pronunciation edit
Noun edit
geweervuur n (uncountable)
- gunfire
- We hoorden geweervuur in de verte.
- We heard gunfire in the distance.
- Het geweervuur hield de hele nacht aan.
- The gunfire lasted all night.
- Ze zochten dekking toen het geweervuur begon.
- They took cover when the gunfire started.