levensgezel
Dutch edit
Etymology edit
Compound of leven + -s- + gezel.
Pronunciation edit
Noun edit
levensgezel m (plural levensgezellen, diminutive levensgezelletje n, feminine levensgezellin)
Compound of leven + -s- + gezel.
levensgezel m (plural levensgezellen, diminutive levensgezelletje n, feminine levensgezellin)