Dutch

edit

Etymology

edit

Compound of machine +‎ geweer.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /maːˈʃi.nə.ɣəˌʋeːr/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ma‧chi‧ne‧ge‧weer

Noun

edit

machinegeweer n (plural machinegeweren, diminutive machinegeweertje n)

  1. machine gun
    De soldaat hanteerde het machinegeweer met precisie.
    The soldier handled the machine gun with precision.
    Het machinegeweer vuurde een stroom kogels uit.
    The machine gun fired a stream of bullets.
    Hij droeg een zwaar machinegeweer tijdens de missie.
    He carried a heavy machine gun during the mission.

Synonyms

edit