naaldhak
Dutch
editEtymology
editFrom naald (“needle”) + hak (“heel”).
Pronunciation
editNoun
editnaaldhak m (plural naaldhakken, diminutive naaldhakje n)
- stiletto heel
- 2004, Marjon van Royen, De nacht van de schreeuw. Een ongewone vriendschap tussen twee vrouwen in Mexico:
- Mevrouw Lykari heeft met haar naaldhak op mijn wreef gestampt.
- Mrs Lykari stamped on my instep with her stiletto heel.