onderbuik

Dutch

Etymology

onder (“under, lower”) +‎ buik (“belly”)

Pronunciation

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: on‧der‧buik

Noun

onderbuik m (plural onderbuiken, diminutive onderbuikje n)

1. underbelly (the lower part of the abdominal cavity)

   De chirurg opereerde in de onderbuik van de patiënt.

   The surgeon operated in the underbelly of the patient.

2. (figuratively) vulnerable side, weak spot

   Hij heeft een zwakke plek, een onderbuik, voor honden.

   He has a weak spot, a vulnerable side, when it comes to dogs.

3. (figuratively) gut (seat of visceral and irrational emotions and urges)

   De politieke partij probeert het sentiment in de onderbuik van de kiezers aan te spreken.

   The political party is trying to appeal to the sentiment in the gut of the voters.

Antonyms

• bovenbuik

Derived terms

• onderbuikgevoel