tussendeur
Dutch
editEtymology
editCompound of tussen (“between”) + deur (“door”).
Pronunciation
editNoun
edittussendeur f (plural tussendeuren, diminutive tussendeurtje n)
- A dividing door between two rooms, a connecting door.
Compound of tussen (“between”) + deur (“door”).
tussendeur f (plural tussendeuren, diminutive tussendeurtje n)