Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /zoːx/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: zoog
  • Rhymes: -oːx

Etymology 1

edit

Noun

edit

zoog f (plural zogen)

  1. (dialectal, chiefly Eastern) Alternative form of zeug
    • 1847, Von Honstedt op Eilte, "Teling der varkens in het vorstendom Luneburg", tr. from German, in E. C. Enklaar (ed.), De vriend van den landman, vol. XI, W. E. J. Tjeenk Willink (publ.), page 4.
      Zogen, die hardnekkig weigeren hunne biggen te zogen, of de biggen opvreten willen, kunnen slechts daardoor getemd worden, dat men hen nederlegt, bindt, de biggen aanlegt, en wanneer zij gezogen hebben, uit de stal verwijdert.
      (please add an English translation of this quotation)

Etymology 2

edit

See the etymology of the corresponding lemma form.

Verb

edit

zoog

  1. singular past indicative of zuigen

Verb

edit

zoog

  1. inflection of zogen:
    1. first-person singular present indicative
    2. (in case of inversion) second-person singular present indicative
    3. imperative