zuivering

Dutch

Etymology

From zuiveren +‎ -ing.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈzœy̯.vəˌrɪŋ/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: zui‧ve‧ring

Noun

zuivering f (plural zuiveringen, diminutive zuiveringetje n or zuiverinkje n)

1. purification, cleansing

Synonyms

• epuratie

Derived terms

• etnische zuivering
• zuiveringseed