Dutch edit

Etymology edit

From dierlijk +‎ ver- -en. Attested since the late 18th century.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /vərˈdiːr.lə.kə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: ver‧dier‧lij‧ken

Verb edit

verdierlijken

  1. (ergative, also reflexive) to turn into an animal; to cause, produce or acquire animal or animalesque traits
    • 1787, Rhijnvis Feith, “Over het gevoel”, in Brieven over verscheide onderwerpen, volume III, pages 97 and 98:
      Kortom het gevoel, dat altijd van zelven verdierlijkt, waar het niet met zorg verengeld wordt, veroorzaakte bij KAREL juist altijd de balans, welke het geval eenmaal bij Walther Shandij veroorzaakte, ik meen, dat het zinlijke altijd bij hem het intellectueele, en de verzoeking den Godsdienst en de Deugd overwon.’
      So in short, the sentiment, that always becomes animalistic when it is not being made angelic with care, always produced a perfect balance in Karel, which caused the condition in Walther Shandy, I believe, that the sensual aspect always conquered the intellectual aspect in him and that temptation always triumphed over religion and virtue.
    • 1910 April 16, “Een Salomo's-oordeel”, in Rotterdamsch nieuwsblad. Roman-bijvoegsel, page 1:
      Ik kan dat monster nu niet aanzien, zonder te denken aan een Boschjesman, een in de wildernis weer verdierlijkt mensch, een aap, een orang-oetan, een...
      I can't look at that monster [i.e. her bearded husband] now, without thinking of a Bushman, a human who reverted to an animal in the wilderness, a monkey, an orangutan, a...

Inflection edit

Inflection of verdierlijken (weak, prefixed)
infinitive verdierlijken
past singular verdierlijkte
past participle verdierlijkt
infinitive verdierlijken
gerund verdierlijken n
present tense past tense
1st person singular verdierlijk verdierlijkte
2nd person sing. (jij) verdierlijkt verdierlijkte
2nd person sing. (u) verdierlijkt verdierlijkte
2nd person sing. (gij) verdierlijkt verdierlijkte
3rd person singular verdierlijkt verdierlijkte
plural verdierlijken verdierlijkten
subjunctive sing.1 verdierlijke verdierlijkte
subjunctive plur.1 verdierlijken verdierlijkten
imperative sing. verdierlijk
imperative plur.1 verdierlijkt
participles verdierlijkend verdierlijkt
1) Archaic.

Derived terms edit