Westerwolde

English

Etymology

Borrowed from Dutch Westerwolde.

Proper noun

Westerwolde

1. A municipality of Groningen, Netherlands.

Dutch

Etymology

Compound of wester (“western, west-”) and wold (“marsh forest, swamp forest”). The municipality is named after one of the former districts of the Ommelanden.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌʋɛs.tərˈʋɔl.də/
• Hyphenation: Wes‧ter‧wol‧de
• Rhymes: -ɔldə

Proper noun

Westerwolde n

1. A municipality of Groningen, Netherlands

   Meronyms: Abeltjeshuis, Barnflair, Bellingwolde, Blijham, Borgertange, Borgerveld, Bourtange, Bovenstreek, De Bruil, De Bult, De Heemen, De Lethe, De Maten, Den Ham, De Vennen, Ellersinghuizen, Hanetange, Harpel, Hebrecht, Hoorn, Hoornderveen, Jipsingboermussel, Jipsingboertange, Jipsinghuizen, Kielhuppen, Klein-Ulsda, Klontjebuurt, Koudehoek, Lammerweg, Laude, Lauderbeetse, Laudermarke, Lauderzwarteveen, Leemdobben, Lutjeloo, Morige, Munnekemoer, Oudeschans, Over de Dijk, Overdiep, Pallert, Plaggenborg, Poldert, Renneborg, Rhederbrug, Rhederveld, Rijsdam, Roelage, Sellingen, Sellingerbeetse, Sellingerzwarteveen, Slegge, Stakenborg, Stobben, Ter Apel, Ter Apelkanaal, Ter Borg, Ter Haar, Ter Walslage, Ter Wisch, Tjabbesoord, 't Schot, Veele, Veelerveen, Veendijk, Veerste Veldhuis, Vlagtwedde, Vlagtwedder-Barlage, Vlagtwedder-Veldhuis, Voorwold, Vriescheloo, Wedde, Wedderheide, Wedderveer, Weende, Weenderveld, Weite, Wessingtange, Westeind, Winschoterhoogebrug, Wollingboermarke, Wollinghuizen, Zandstroom, Zuidveld