Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

aangeroepen

  1. past participle of aanroepen

Declension edit

Inflection of aangeroepen
uninflected aangeroepen
inflected aangeroepen
positive
predicative/adverbial aangeroepen
indefinite m./f. sing. aangeroepen
n. sing. aangeroepen
plural aangeroepen
definite aangeroepen
partitive aangeroepens