Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

aangetroffen

  1. past participle of aantreffen

Declension

edit
Declension of aangetroffen
uninflected aangetroffen
inflected aangetroffen
positive
predicative/adverbial aangetroffen
indefinite m./f. sing. aangetroffen
n. sing. aangetroffen
plural aangetroffen
definite aangetroffen
partitive aangetroffens