Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

aangewezen

  1. past participle of aanwijzen

Declension edit

Declension of aangewezen
uninflected aangewezen
inflected aangewezen
positive
predicative/adverbial aangewezen
indefinite m./f. sing. aangewezen
n. sing. aangewezen
plural aangewezen
definite aangewezen
partitive aangewezens