Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

aangewonnen

  1. past participle of aanwinnen

Declension edit

Inflection of aangewonnen
uninflected aangewonnen
inflected aangewonnen
positive
predicative/adverbial aangewonnen
indefinite m./f. sing. aangewonnen
n. sing. aangewonnen
plural aangewonnen
definite aangewonnen
partitive aangewonnens