Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

aanvragend

  1. present participle of aanvragen

Declension edit

Inflection of aanvragend
uninflected aanvragend
inflected aanvragende
positive
predicative/adverbial aanvragend
aanvragende
indefinite m./f. sing. aanvragende
n. sing. aanvragend
plural aanvragende
definite aanvragende
partitive aanvragends