Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

afgeleerd

  1. past participle of afleren

Declension

edit
Declension of afgeleerd
uninflected afgeleerd
inflected afgeleerde
positive
predicative/adverbial afgeleerd
indefinite m./f. sing. afgeleerde
n. sing. afgeleerd
plural afgeleerde
definite afgeleerde
partitive afgeleerds