Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

bedrijvend

  1. present participle of bedrijven

Declension edit

Inflection of bedrijvend
uninflected bedrijvend
inflected bedrijvende
positive
predicative/adverbial bedrijvend
bedrijvende
indefinite m./f. sing. bedrijvende
n. sing. bedrijvend
plural bedrijvende
definite bedrijvende
partitive bedrijvends

Anagrams edit