Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

betrekkend

  1. present participle of betrekken

Declension

edit
Declension of betrekkend
uninflected betrekkend
inflected betrekkende
positive
predicative/adverbial betrekkend
betrekkende
indefinite m./f. sing. betrekkende
n. sing. betrekkend
plural betrekkende
definite betrekkende
partitive betrekkends