Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

binnenkomend

  1. present participle of binnenkomen

Declension edit

Inflection of binnenkomend
uninflected binnenkomend
inflected binnenkomende
positive
predicative/adverbial binnenkomend
binnenkomende
indefinite m./f. sing. binnenkomende
n. sing. binnenkomend
plural binnenkomende
definite binnenkomende
partitive binnenkomends