eenmanszaak
Dutch edit
Etymology edit
From een (“one”) + man (“man”) + -s- + zaak (“business”).
Pronunciation edit
Noun edit
eenmanszaak f (plural eenmanszaken, diminutive eenmanszaakje n)
- sole trader
- Synonym: eenpersoonszaak
From een (“one”) + man (“man”) + -s- + zaak (“business”).
eenmanszaak f (plural eenmanszaken, diminutive eenmanszaakje n)