Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

geëxporteerd

  1. past participle of exporteren

Declension

edit
Declension of geëxporteerd
uninflected geëxporteerd
inflected geëxporteerde
positive
predicative/adverbial geëxporteerd
indefinite m./f. sing. geëxporteerde
n. sing. geëxporteerd
plural geëxporteerde
definite geëxporteerde
partitive geëxporteerds