Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

gearresteerd

  1. past participle of arresteren

Declension edit

Inflection of gearresteerd
uninflected gearresteerd
inflected gearresteerde
positive
predicative/adverbial gearresteerd
indefinite m./f. sing. gearresteerde
n. sing. gearresteerd
plural gearresteerde
definite gearresteerde
partitive gearresteerds